Daniël Beute (20) uit Havelte vermaakt zich prima bij Vredenburg – Vredenburg Verhalen
‘De meeste van mijn vrienden werken met hun handen’
Door George Huisman
STEENWIJK – Al van jongs af aan heeft Daniël Beute uit Havelte iets met techniek en elektra. Sleutelen aan brommers en crossmotors, dat werk. Zijn vader knutselde aan auto’s, ‘dus ja, dat zat er al vroeg in’, zegt hij. En als de elektra-werknemer van Vredenburg Installatiebedrijf vandaag de dag rondkijkt in zijn vriendenkring: ‘De meeste van mijn vrienden zitten niet op kantoor. De een is automonteur of werkt ook bij een installatiebedrijf. Eigenlijk werken ze allemaal met de handen, ja’.
‘Ikzelf ben hier bij Vredenburg verzeild geraakt doordat een kameraad hier al werkte. Via hem ben ik aangespoord hier te werken, ik wilde sowieso de installatiewereld in’. Daniël koos voor een school met een brede opleiding, Breed Techniek Deltion in Zwolle. ‘Daar krijg je van alles wat mee, van megatronica, van elektra, van lassen. Vandaaruit wilde ik de elektra-kant in en ben op zoek gegaan naar een werk-opleidingsplek, BBL-opleiding, ’s avonds naar school, overdag werken’.
De twintigjarige werkt nu zo’n 2,5 jaar bij Vredenburg en: ‘Ik vermaak me nog steeds. Als je goed met de collega’s kan, scheelt dat meteen al de helft. En Harm Vredenburg is een goede werkgever in mijn optiek’. Momenteel werkt hij voor Vredenburg in zijn woonplaats Havelte, ‘een klus bij defensie’. Over het algemeen heeft hij niet te klagen over afwisseling in het werk: ‘We hebben ook storingsonderhoudsdienst, vier weken per jaar, dan kun je ’s avonds en in het weekend opgeroepen worden. Ik zit ook bij de projecten, dan moet je zeg maar een week lang met kabelgoten bezig zijn. Voordeel daarvan is dat je na die week ook wel onder de knie hebt hoe het zit. En als je daarna een paar weken gaat kabel trekken, weet je ook hoe dat moet. Vergeet je niet meer. Als je telkens maar een klein stukje moet doen, daar leer je niet zo van, daar krijg je geen handigheid van. Ja, het is redelijk schoon werk. Natuurlijk: als je bij een bestaand pand onder de vloer moet, of boven het plafond stof moet happen, houd je het niet schoon maar voor de rest?’
Mooi beroep
‘We hebben het hartstikke druk. Er is werk zat en tegelijk te weinig nieuw personeel te krijgen. Er moeten wel een miljoen huizen gebouwd worden. Maar door wie? Ik weet niet waar het hem in zit. Het is zo’n mooi beroep. Ik zit hier over vijf jaar ook nog wel, al weet je nooit hoe het gaat. Maar ik kan hartstikke goed met de collega’s, heb plezier in mijn werk, ga elke dag fluitend op pad en fluitend weer naar huis. Natuurlijk, iedereen heeft wel een keer een min dagje maar dat houd je altijd. Ik ben nog leerling, verbonden met een collega-leermeester. Ze geven me nu langzaam maar zeker wat meer vrijheid maar voornamelijk zijn we met zijn tweeën op pad. Is ook wel gezellig. Je moet mekaar liggen maar dat zit wel goed. Kan ik nog veel van leren gelukkig’.
‘Het werk is geworden wat ik ervan verwachtte. Ik merk wel aan mezelf dat ik niet zo ben van hele grote projecten, dat je bij wijze van spreken een jaar lang elke dag in hetzelfde gebouw bezig bent om te werken, dat wordt wel een sleur. Dat heb je op een bepaald moment wel een keer gezien. Een weekie hier of een weekie daar, dat vind ik wel lekker. Wat ik het leukst vind om te doen? Het opbouw maken van een mooie buizeninstallatie in een fabriekshal of zo. Het zichtwerk zeg maar. Je ziet het resultaat. Trouwens: het maakt niet uit waar ik kom, in welk gebouw dan ook: ik kijk altijd en overal hoe het gemaakt is. Soms kijk ik en denk: nou, dat had ik anders gedaan’.
‘Ik heb wel een mooi leventje zo. Fijn werk. Daarnaast crossmotor, crossauto’s, beetje sleutelen ’s avonds door de week en in de weekends. Rijd ik zelf ook wel in, met mooi weer gaan we naar de baan of een maisweiland bij ons in de buurt. Gewoon hobbymatig, geen wedstrijden. Onschuldig vertier. Ik blijf lekker in Havelte wonen, heb er net een eigen huisje gekocht. Mijn ouders wonen er ook, mijn kameraden en alles wonen er ook, waarom zou je weg gaan?’
Puchje
‘Als jochie van een jaar of tien, kreeg ik een Puchje van mijn vader. We zouden gelijk een stukkie rijden. Kwam ik de schuur binnen, had mijn vader hem helemaal uit elkaar gehaald: zo jongen, zet hem maar even in elkaar, dán gaan wij een stukkie rijden. Heb ik gedaan, natuurlijk met hulp van pa. Daarna wist je natuurlijk precies hoe het ding in elkaar zat. Als het een keer kapotgaat, weet je hoe je het moet repareren’.